Coöperatie De Veldfabriek bouwde dit jaar een eerste minifabriek voor de verwerking van duurzame lokaal geteelde gewassen. Het doel? Een afzetmarkt creëren voor lokale boeren en daarmee bijdragen aan biodiversiteit, een gezonde bodem en een korte voedselketen. Het eerste gewas: haver. Het eerste product: verse havermelk. We spraken mede-oprichter Nine Perdeck.

1. Wie zitten er achter De Veldfabriek?

De Veldfabriek is een coöperatie, opgericht door vier initiatiefnemers, vanuit één gezamenlijke missie: duurzame gewassen lokaal verwerken en afzetten. “Zelf ben ik productontwikkelaar en verantwoordelijk voor de operatie. Verder bestaat het team uit een boer – daar ontstond de vraag, een voedseltechnoloog en een ondernemer met een meer bedrijfskundige achtergrond. De coöperatieve vorm is bewust gekozen: we hopen dat later ook andere boeren en ondernemers willen aansluiten.”

Boven: Jente de Vries, Nine Perdeck | Onder: Leendert Wesdorp, Wiard Visser

“Hopelijk vind je straks minifabriekjes op meerdere plekken in het land”

2. Waarom starten met haver?

“Haver groeit goed in Nederland, ook bij natte omstandigheden en onvoorspelbaar weer. Met klimaatverandering in het achterhoofd is dat ideaal. Toch wordt het nauwelijks meer geteeld, omdat er geen afzet is. Het is een beetje een kip-ei verhaal. Boeren kiezen liever voor andere gewassen, terwijl haver juist goed past in het rotatiesysteem van regeneratieve landbouw. Ook onze boer, Wiard Visser van De Buitenhof, had eerder al met haver geëxperimenteerd, maar kreeg het toen nauwelijks verkocht. Zodra een gewas als veevoer weggaat, kun je er als boer nauwelijks aan verdienen of leid je zelfs verlies. 

Maar voor havermelk is er een goede afzetmarkt in Rotterdam en dus ook voor Wiards haver. Daarom zijn we in dat gat gesprongen. Wiard heeft dit jaar anderhalve hectare haver ingezaaid waarvan hij weet dat wij alles van hem afnemen, voor een prijs die hem een gezonde marge geeft. 

Voor ons is het een manier om kleinschalig te werken en monocultuur te vermijden. Het telen van gewassen op kleine oppervlakten – anderhalf tot twee hectare – is moeilijker rendabel te krijgen. Maar het maakt het landschap weerbaarder en is beter voor de biodiversiteit. Maar dan moet je wel een partij hebben die kleine batches kan verwerken. Dat is precies onze schaal.”

3. Waarom havermelk als eerste product?

Wij zitten met havermelk en onze plantaardige gewassen al in de duurzame hoek en proberen dat nog een stapje duurzamer te doen. Onze insteek is niet zozeer inspelen op de eiwittransitie, maar het stimuleren van duurzaam geteelde, kleinschalige gewassen. Havermelk is een logisch begin: mensen kennen het product en de markt bestaat al. In de Randstad is tegenwoordig ongeveer de helft van de cappuccino’s met havermelk. Dat maakt de stap relatief klein. Later kunnen we ons haveraanbod nog uitbreiden naar haver­yoghurt, havermout of koekjes van reststromen. 

Uiteindelijk willen we naar nog meer producten toe. Bijvoorbeeld spreads gemaakt van lokale bonen. Maar dat is wat ingewikkelder om te lanceren. Dan hadden we nu niet alleen een nieuwe fabriek moeten bouwen, maar ook meteen een compleet nieuw product introduceren dat mensen nog niet kennen. Na haver gaan we wellicht eerst nog met een ander graan aan de slag en wie weet, daarna met bonen? 

Haver is een gewas dat bestand is tegen nattigheid en wisselende weersomstandigheden

4. Wat verstaan jullie onder lokaal?

“We hebben geen harde grens, maar we vinden het belangrijk dat de boerderij onderdeel is van de stad waar we verkopen. Rhoon ligt onder de rook van Rotterdam, dat is letterlijk een kwartiertje fietsen. We willen dat mensen daadwerkelijk op bezoek kunnen bij de boer, zodat ze zien waar hun eten vandaan komt. Lokaal draait dus om kilometers, maar meer nog om korte lijnen, bereikbaarheid en persoonlijk contact.”

5. Hoe denken jullie over opschalen?

“Als dit werkt voor één boer, werkt het ook voor meerdere boeren. Maar we willen liever dupliceren dan opschalen. Eén fabriek kan ongeveer tien hectare haver per jaar verwerken. Dat past volgens onze berekeningen bij het omzetpotentieel van verse havermelk voor Rotterdam. Komt er straks vraag uit Amsterdam of Utrecht, dan zetten we liever een tweede of derde fabriek neer, vlakbij een lokale boer en de bijbehorende afzetmarkt. Zo waarborgen we de transparantie in de keten. Mensen kunnen straks bij ons bij de fabriek de havermelk kopen en dan meteen even binnenkijken. Dan ontstaat vanzelf een gesprek. Daarmee verkorten we de afstand tot het eten.”

“Lokaal draait om kilometers, maar meer nog om bereikbaarheid en persoonlijk contact”

6. Hoe zorg je dat je jaarrond verkrijgbaar bent?

“Wij maken verse havermelk, vergelijkbaar met verse koemelk. Deze zal een THT hebben van zo’n vier weken. Dat betekent dat we om jaarrond verkrijgbaar te zijn doorlopend moeten produceren. De haver komt in één keer van het land, maar we slaan dat op en verwerken het in batches van een paar honderd kilo.”

7. Waar is jullie havermelk straks te koop?

“We zoeken een evenwichtige mix van afzet via horeca, winkels en directe verkoop in de regio Rotterdam. Horeca is voor ons een fijn kanaal, omdat ze grotere hoeveelheden afnemen. We hopen dat een aantal koffiebarren met onze havermelk wil werken. Zij maken kwalitatief goede cappuccino’s en laten onze havermelk daardoor het best tot zijn recht komen. Daarnaast verkopen we via de boerderijwinkel, tijdens evenementen in ons pand, op de Rotterdamse Oogstmarkt en via partijen als Rechtstreex. En we vinden het mooi als mensen bij ons op locatie komen kijken én kopen. Daar zullen we door het jaar heen open dagen voor organiseren.”

8. Hoe hebben jullie de fabriek kunnen financieren?

“De fabriek is deels gefinancierd met subsidies en deels via fondsen en donaties. Zelf investeren we ook in uren: we keren onszelf maar een bescheiden salaris uit. Het is een relatief kleine fabriek, dus op industriële schaal, is het allemaal niet zo duur, maar voor ons is het echt een gigantische investering. Dus we zijn heel blij dat we het op deze manier kunnen realiseren. Als het goed is, komt komende week de eerste 150 liter havermelk uit de fabriek. De eerste verkoop staat gepland voor half september.” 

9. Hoe kunnen mensen jullie steunen?

“Het zou leuk zijn als een paar lokale horecaondernemers onze eerste klanten én ambassadeurs willen worden. Dus ondernemers die achter onze visie staan en graag ons product opnemen in hun assortiment, maar die ons ook directe feedback willen geven over wat hun gasten zeggen. De testfase zijn we voorbij, maar die eerste klanten zijn voor ons wel belangrijk, omdat we gezamenlijk weer dingen leren en het hopelijk samen groter kunnen maken.”

10. Toekomstdromen?

“Over twee jaar hoop ik dat we gesprekken voeren over een tweede Veldfabriek. En dat we hier in Rotterdam een breder productportfolio hebben gemaakt van uiteenlopende duurzame lokale gewassen. Het mooiste zou zijn als er straks minifabriekjes door het land staan, steeds verbonden met een boer en een lokale markt.”