De vooruitzichten voor de Nederlandse horeca en foodservice voor 2023 zijn volgens economen matig. Maar zelfs tijdens de voorspelde milde recessie zullen er segmenten groeien. Food Inspiration serveert zes langjarige groeidisciplines in de branche.

Het grootste deel van de horeca- en foodserviceomzet wordt nog altijd behaald door tienduizenden zelfstandigen, de spreekwoordelijke foodhelden met hun eigen verzorgingsgebied en fans. Echter: het grote geld komt steeds dichterbij. Veel formulerestaurants en horecaconcerns zitten in de grotere steden aan hun taks. Om verdere groei te bereiken, laten ze steeds vaker hun oog vallen op verstedelijkte gemeenten met 25.000 tot 40.000 inwoners. Waar wordt er geïnvesteerd en in welke disciplines zien financiers kansen?

Dit zijn de zes groeidisciplines in de vaderlandse horeca en foodservice:

1. Expansie door investeerders

Omzet kopen, concurrenten overnemen... Het is in de zakenwereld al heel lang een beproefde methode om het marktaandeel te vergroten. Hoewel het in de horeca en foodservice zeker óók van alle tijden is, was het in de branche nooit een alledaags fenomeen. Dat is het de laatste jaren wel aan het worden.

Denk aan de overnames van Restaurant Company Europe (RCE, Loetje, Happy Italy), Orkla Foods (New York Pizza) en De Schone Zaak. Maar zie ook de (deels buitenlandse) horeca-exploitanten als Alsea, Lagardère, SSP, EG Group, Antea, cateraars als Albron en Vermaat, HMSHost en Collins Foods. 

Kijken we sec naar de concerns die de laatste jaren foodservice-omzet kochten, dan vertegenwoordigen zij een jaaromzet van ongeveer €500 miljoen, wat neerkomt op ruim 3% van de totale foodserviceomzet.

2. Cateraar in de openbare ruimte

Bedrijfscatering heeft het al tien, vijftien jaar moeilijk. Voor 2023 taxeert ABN AMRO opnieuw een stabiliserende tot dalende omzet: de branche blijft steken op 79% van het omzetniveau van 2019. Tijdens de lockdowns verloren de cateraars, omdat we massaal gingen thuiswerken, in één klap veel van hun relevantie. Toenemend investeren cateraars inmiddels in reguliere horeca.

De meest sprekende voorbeelden zijn Vermaat Groep en Albron. Vermaat exploiteert onder meer La Place-restaurants, Stach-gemakswinkels, Rijks*, Karel V in Utrecht en in licentie een outlet van Frites Atelier. Albron vult met de concepten Anne&Max, het overgenomen Coffee Company, Strada Italian Streetfood, Frites Affairs zelfs in één klap de horeca in hele stedelijke winkelgebieden in, samen met een vastgoedbeheerder.

Ook kleinere cateraars duiken nadrukkelijker de horeca in. Daarnaast investeert deze foodservicetak volop in zogenaamde multi-tennant locaties: er worden steeds vaker (deels voor eigen rekening) horecaconcepten geëxploiteerd in kantoorgebouwen met meerdere huurders. Voorzichtige taxatie: met cateringhoreca is een jaaromzet gemoeid van circa €125 miljoen.

3. Opereren onder buitenlandse vlag

Hoewel het volume bij een aantal merken wat daalt, laten de bekende Amerikaanse fastfoodmerken zo’n beetje als enige segment nog jaarlijks omzetgroei zien. We moeten niet raar staan te kijken als nog een nieuwe Amerikaanse invasie op komst is. Hamburgerketen Wendy’s kijkt al jaren begerig naar Nederland, maar heeft het merkenrecht voor ons land niet. Wendy’s expandeert de laatste jaren internationaal trouwens vooral via dark kitchens. Ook merken als ShakeShack en relatief nieuwe Amerikaanse fast-vegaformules kloppen vroeg of laat zeker op de deur van onze 'markt'.

Toch is de origine van buitenlandse formules in ons land zeker niet alleen maar meer Amerikaans. Denk maar eens aan: Joe & The Juice (Denemarken), Chicking (Arabische Emiraten), Copper Branch (Canada), O’Tacos (Frankrijk), Cigköftem en Simit Sarayi (Turkije), BackWerk en burgerme (Duits) of Vascobelo en Ellis (België).

De buitenlandse restaurantmerken vertegenwoordigen in ons land een jaaromzet van bijna €1,7 miljard euro. Zeven jaar geleden werd voor het eerst de grens van €1 miljard aan buitenlandse horecaomzet in ons land doorbroken. Tellen we andere vormen van multinationale foodservice hierbij op, zoals die van buitenlandse hotelketens en cateraars, dan liggen de jaarlijkse buitenlandse verdiensten aan eten en drinken op circa €2,5 miljard.

4. Foodconcepten op trafficlocaties

Afgelopen jaren is er fors geïnvesteerd in foodservice op trafficlocaties. Naast horeca in grootschalige outlet- en winkelcentra, zoals bijvoorbeeld Westfield Mall of the Netherlands in Leidschendam, gaat het om foodcourts bij verkeersknooppunten en om foodverkoop bij tankstations. Zo worden aan de lopende band gemakswinkels geopend bij bemande shopoutlets – vooral Spar Express en AH to go – onder de vlaggen van Texaco en BP. Shell ontwikkelde nieuwe caféconcepten om de verblijfsduur van klanten te verlengen.

Het Britse tank- annex gemaksconcern EG Group, gestart in 2001, behoorde de laatste jaren tot de sterkste groeiers in ons land. Internationaal exploiteert EG ruim 6.000 tankstations, waarvan circa 350 in ons land, met een sterke focus op food. EG heeft licenties voor tal van bekende fastfoodmerken, kocht health-fastfoodmerk LEON en heeft ook eigen concepten en enkele foodcourts. De traffic-gebonden foodservicespelers zet overduidelijk in op forse groei van geblurde foodretail en foodserviceomzet. Logisch: de locaties zijn goed, maar de belangstelling voor het traditionele kernproduct, fossiele brandstoffen, staat zwaar onder druk.

5. Nederlandse multi-unit start-ups

Kleine Nederlandse start-ups, gericht op doorgaans één kernproduct (monoconcepten), die vlotjes vestigingen openen in meerdere steden, zijn talrijk. De lijst van dit soort start-ups in is lang. De afgelopen vijf tot tien jaar noteerden we onder meer: Cannibale Royale, Rozey, Vegan Junk Food Bar, Wowcrab, Fat Phill’s, Pont Neuf, FLFL, Wawburger, Sugo en Spaghetteria...

Het is slechts een beperkte bloemlezing, maar elk hebben de formules al drie of meer vestigingen. Nee, eenvoudig is het zeker niet om alle grote steden te veroveren. De schaalgrootte van ‘doorgroeiers’ als SLA en YB (voorheen Yoghurt Barn) hebben de meeste van deze nieuwe concepten dan ook nog niet.

Opgeteld hebben de nieuwkomers een omzet van ettelijke tientallen miljoenen euro’s. Maar deze monoconcepten geven wel aan dat het aan ambitie van nieuwkomers niet ontbreekt. Wordt zeker vervolgd.

6. Meer smaken uit één bezorgkeuken

Pizza, sushi, friet. De gespecialiseerde deliverymarkt wordt in ons land beheerst door monoconcepten. Dat zal voorlopig nog wel even zo blijven. Maar steeds vaker worden gerechten van verschillende snit in één order aan huis geleverd. Dit gebeurt vanuit dark kitchens, waarin uiteenlopende aanbieders samenwerken en de bezorging regelen.

Maar ook bezorgers als Vegan Masters en het Belgische Casper beperken zich niet meer tot één type smaakmaker. Ook zijn her en der lokaal restaurants en bezorgkeukens actief die een gevarieerd aanbod in één aflevering aan huis brengen. De markt is nog relatief klein: meer dan een paar luttele tientallen miljoenen euro’s gaan er nog niet in om.

Volgens opgave van Datlinq telt ons land nu zo’n 180 dark kitchens, zowel monoconcepten als bezorgkeukens die meer smaken te bieden hebben. De groei verloopt in potentie vlot: keukenconcepten met alleen een deliveryfunctie, en eventueel een afhaalbalie, kunnen immers veel sneller opschalen dan reguliere restaurants.

Als de schijn niet bedriegt, zal dit cluster de komende jaren zeker groter groeien. Dit geldt overigens ook voor ready-to-heat maaltijden, zoals de boxen die door onder anderen Ron Gastrobar en Vermaat Groep in vrijwel het hele land gedistribueerd worden.