Een restaurantbezoek is voor mij een kans om even te ontsnappen aan het dagelijks leven of om even quality time met mijn vrouw te beleven. Een tijdje terug hadden we in een romantische bui een tafeltje voor twee geboekt in een zogenaamd ‘gezellig’ restaurant, dicht bij zee. Gezellig bleek een rekbaar begrip. De tafels stonden zo dicht op elkaar dat ik me afvroeg of het interieur ontworpen was door iemand met een diepgewortelde angst voor persoonlijke ruimte. Het gaf ons ongevraagd een intiem inkijkje in de levens van de Belgische medemens.
We werden naar onze tafel geleid – nou ja, plankje – en het was meteen duidelijk: als ik ademde, voelde de man aan de tafel links van mij dat in zijn oor. Mijn vrouw en ik zaten zó dicht bij elkaar dat onze knieën meer fysiek contact hadden dan wij de afgelopen maand. Romantisch, toch?
“Als ik ademde, voelde de man aan de tafel links van mij dat in zijn oor”
Rik Vera is een veelgevraagd keynote-spreker, auteur en adviseur op het gebied van extreme klantgerichtheid en veranderende bedrijfsmodellen. Hij geeft als trendwatcher zijn kijk op de wereld en schuwt het daarbij niet om heilige huisjes omver te schoppen. Eind 2024 verscheen zijn boek Net Curiosity Score. Volgens Vera is nieuwsgierigheid een cruciale, maar ondergewaardeerde KPI in tijden van snelle verandering.
Het begon allemaal redelijk onschuldig. Het stel rechts van ons discussieerde over de beste manier om pasta te eten. Niet mijn zaken, zou je denken, maar gezien hun volume en mijn gebrek aan keuze in audiokanalen, kon ik niet anders dan me mengen. “Eigenlijk,” zei ik, “draai je de vork tegen de rand van het bord, niet erboven.” Ze knikten waarderend. Ik was blijkbaar nu een pasta-adviseur.
Voor ik het wist, was ik volledig ingeburgerd in de gesprekken rondom me. Achter me praatten twee collega’s over een werkconflict. Ik adviseerde: “Gewoon die e-mail sturen met ‘ter verduidelijking’. Werkt altijd.” Links van me werd een huwelijksaanzoek gepland. Ik fluisterde: “Neem geen knalroze ringdoosje. Vertrouw me.”
En toen gebeurde het: mijn vork verdween richting mijn bord, maar ontmoette… weerstand? Ik keek op en zag de man aan de tafel schuin tegenover me schaapachtig glimlachen terwijl hij een hap van mijn risotto nam. “Oh, sorry,” mompelde hij, “ik dacht dat dit van ons was.” Hoe hij dat kon denken terwijl zijn eigen bord vol steak tartaar lag? Een mysterie voor de boeken.
“De ober stond letterlijk klem in de smalle doorgang tussen de tafels”
Mijn vrouw, inmiddels geamuseerd en lichtelijk gefrustreerd, probeerde te doen alsof dit alles volkomen normaal was. Maar toen kwam de pièce de résistance. Letterlijk. De ober arriveerde met het hoofdgerecht. Nou ja, hij probeerde te arriveren. De smalle doorgang tussen de tafels bleek een valstrik. Met één been vast tussen mijn stoel en die van het koppel achter me, en een bord boordevol dampende bouillabaisse balancerend in zijn hand, stond hij letterlijk klem.
Ik deed wat elk fatsoenlijk mens zou doen: ik probeerde hem te helpen. Maar in mijn poging om mijn stoel naar voren te schuiven, stootte ik per ongeluk het glas wijn van de tafel rechts om. De wijn stroomde over naar de tafel links, die vervolgens hun dessert grepen en riepen: “We moeten hier weg!” Dat lukte niet. Er was geen doorkomen aan.
De ober droeg uiteindelijk de bouillabaisse op zijn overhemd, mijn vrouw en ik deelden onze crème brûlée met het stel achter ons, en we verlieten het restaurant met meer sociale interactie dan tijdens een gemiddelde familiebarbecue. “Gezellig,” zei mijn vrouw droogjes, terwijl we naar buiten liepen. Inderdaad. Gezellig.
