Ik ben een kind van de horeca. En dus ook een kind van het omgekeerde leven. Terwijl andere kinderen halsreikend uitkeken naar de zomervakantie, telde ik als kleine Ballieu af naar die ene maandag of dinsdag in het jaar dat onze slagerij eens gesloten was. Want op zondag? Dan werkte je. Punt uit.
Wim Ballieu is een bekende tv-kok en horecaondernemer. In 2012 opende hij zijn eerste Balls & Glory-restaurant, inmiddels is het concept – dat de traditionele gehaktbal centraal stelt op het menu – uitgegroeid tot een succesvolle Vlaamse fast casual keten. Ballieu schrijft voor Food Inspiration over zijn ervaringen als horecaondernemer.
De winkel was open, de oven warm, het gehakt vers gemalen. Vakantie? Dat was voor later. Een vrije dag? Alleen voor doordeweeks. En stiekem vond ik dat heerlijk. Naar de kust op dinsdag – geen kip te bekennen. Uit eten op maandagmiddag – stilte in het restaurant, alle aandacht voor ons. Het voelde exclusief. Alsof wij insiders waren, die iets wisten wat anderen niet wisten.
"Stiekem vond ik het heerlijk: naar de kust op dinsdag – geen kip te bekennen. Uit eten op maandagmiddag – alle aandacht voor ons"
Ik herinner me nog de discussies uit de jaren ’90, toen in onze volksbuurt in Gent de eerste supermarkten plots op zondag opengingen. Ik was een tiener. Voor lokale winkeliers en kleine zelfstandigen voelde dat als een mes in de rug. ‘Oneerlijke concurrentie!’, werd er geroepen aan de toog. Want wij speelden het spel volgens de regels: collectieve sluitingsdag, zondag rustdag.
Maar ja, wie houdt zich daar nu nog aan?
Fast forward naar 2025. Balls & Glory draait op topsnelheid. Of… meestal toch. Want afgelopen week liep het stroever dan anders. Veel leveranciers waren al op verlof, de productie sputterde tegen, communicatie bleef hangen in inboxen die vrolijke out-of-officemails terugstuurden met zonnetjes en cocktails. Zelfs Callebaut liet de chocolade wat trager stromen voor ons signatuurdessert, de dame blanche-bal.
"Ik begin beter te begrijpen waarom sommige bedrijven collectief de deuren sluiten"
En toen dacht ik: is het nog wel zinvol om door te blijven werken in de zomer, als de helft van de keten eigenlijk al op vakantie is? Moeten wij het restaurant volgend jaar in die kalme eerste week van juli gewoon sluiten en focussen op de festivals die volgen? Het is ironisch. Alle restaurants draaien door, alle kantoren ook, maar toch voelt het alsof we collectief de rem wat intrappen. Er is minder beweging, minder daadkracht. Zelfs op de Vlaamse wegen: ein-de-lijk géén file.
Ik begin stilaan beter te begrijpen waarom sommige bedrijven collectief de deuren sluiten. In Gent sluiten we gezamenlijk op zondag – iedereen is vrij. Maar iedereen werkt ook samen op de andere dagen. In Antwerpen houden we koste wat kost alles zeven dagen open, maar moeten we jongleren met shifts, parttimers en vervangingen. Het is druk en versnipperd. In Gent is het ritme rustiger, consistenter, gemoedelijker.
"We moeten samen durven nadenken over ritme. Over samen op adem komen"
Mijn pleidooi is niet een nostalgische oproep voor collectief verlof, maar wél een om samen te durven nadenken over ritme. Over samen op adem komen. Over even collectief niets. Want laten we eerlijk zijn: een vakantie plannen terwijl je collega’s nog stressen, is ook niet echt ontspannen. En een restaurant dat koste wat kost openblijft op dagen dat het zweet van de stoelen druipt, is economisch ook niet echt slim.
En ja, ik geef eerlijk toe: ik vind het als ik zelf op vakantie ben ook fantastisch als er een plek open is om iets lekkers te eten. Maar misschien is dat nou net het punt. Zolang iedereen altijd open wil blijven voor elkaars gemak, blijft nooit iemand echt dicht. Misschien is het tijd dat we dat collectief durven omdraaien.
Laten we in oktober gezamenlijk op een maandagmiddag naar de kust gaan. Zonder file. Zonder stress. Een lekker pannetje mosselen met een frisse pint erbij. Als we tenminste iets vinden dat open is.
