Sabrina van der Vloed onderneemt samen met haar partner en compagnon Wilfred van Leeuwen in strandpaviljoens De Kwartel en Kookaburra Beach op het Zuiderstrand in Den Haag. Het tweede bedrijf kochten ze vlak voor de coronasluitingen. Een unieke en lastige situatie was het gevolg. Maar ondernemerschap op de lange termijn en vertrouwen in eigen visie hielpen bij het maken van de juiste keuzes. Ze deelt haar vier inzichten.

Het personeel is het kapitaal

“We hebben seizoensbedrijven. Dat betekent dat we acht maanden hebben om ons inkomen te verdienen. Op het moment van de eerste sluiting, hadden we net onze paviljoens uit de winterstalling gehaald en geïnvesteerd in opbouw, reparaties, vergunningen, vervoer en aansluitingen. Corona was een enorme klap. Helemaal omdat we ons spaargeld juist hadden gestoken in de aankoop van een nieuw paviljoen. De potjes waren leeg.”

“Na de eerste schok wisten we duidelijk wat ons te doen stond. We riepen alle medewerkers bij elkaar om te vertellen dat we iedereen in dienst zouden houden. Veel mensen werken al lang bij ons en die wilden we niet kwijt. Ook omdat we aan zagen komen dat het personeelstekort op termijn minstens zo’n groot probleem zou worden als de coronacrisis.”

Maak het persoonlijk

“Op het strand is het niet zo eenvoudig te starten met bezorgen, zoals overal elders gebeurde. Je zit nu eenmaal ver van de bewoonde wereld. Maar we zagen tijdens corona ook dat het op het strand extreem druk was. Iedereen wilde er even uit en dit was de perfecte plek in de natuur, met volop frisse lucht. Ik zag mensen met lunch uit supermarkttassen op een kleedje zitten. Een beetje zoals het strand lang geleden ook werd gebruikt, echt heerlijk kneuterig eigenlijk. Het vormde de inspiratie voor onze afhaalpicknickmanden. We maakten het gezellig met een mooie afhaal en dat werd al heel snel een soort derde bedrijf. Toen bedachten we: zouden we niet tóch moeten gaan bezorgen? Alleen al om te zorgen dat de mensen ons niet vergeten en we even zichtbaar zijn.”

"De horeca maakt een positief verschil in het leven van onze gasten. Dat is onze unieke kracht."

“In de aanloop naar Pasen, de traditionele opening van het strandseizoen, flyerden we persoonlijk in de buurt. We hoopten twintig of dertig manden te verkopen. Dat werden er zeshonderd. We hadden gewoon mandenstress, want waar vond ik zoveel picknickmanden? Ik ben langs bedrijven in de Bollenstreek en in het Westland gegaan – die in het seizoen manden gebruiken voor de pluk – om aan de vraag te kunnen voldoen. Onze medewerkers kwamen allemaal spontaan helpen, ook tijdelijke krachten die we niet of niet volledig konden betalen. Opeens stonden we met een man of dertig picknickmanden in te pakken. Corona gaf het teamgevoel een enorme boost. Uiteraard stopten we in iedere mand een persoonlijk briefje om mensen te bedanken voor de steun. De bezorging was een succes en dat succes is na die tijd gebleven. Met kerst hebben we bij ieder adres dat drie keer of meer had besteld, een fles wijn voor de deur gezet met een bedankbriefje. En tijdens Hemelvaartsdag erna had iedereen het ontdekt. Het was mooi weer en het was ongekend druk, mensen wilden eruit. Dat weekend hebben we wel duizend manden verkocht. Het was een gekkenhuis. Dat is eigenlijk gekkenwerk, want de omzet gaat ten koste van de overheidssteun, maar wij wilden zichtbaar en bereikbaar zijn en contact blijven houden met onze gasten en het achterland. We hebben daar veel complimenten voor gehad van gasten. De crisis was een kans om de band met onze gasten, onze medewerkers en de buurt te versterken. Dat heeft me echt diep geraakt.”

Samen sta je sterker

“Ik ben altijd al van de samenwerking geweest. Niet voor niets ben ik actief in de Zuiderstrandvereniging. We hebben hier tweeëntwintig paviljoenhouders. Niet iedereen zag het zitten om het paviljoen te draaien zoals wij het deden. En dat is wel een risico op het strand, want je weet dan niet wat er gebeurt. Er kan vandalisme zijn, brand, schade, van alles. Dus spraken we af dat we om beurten iedere avond langs alle paviljoens zouden rijden om even te controleren hoe alles erbij stond. Dat was heel leuk, want we kenden iedereen wel, maar omdat wij als een van de weinigen open waren, kwamen andere eigenaren aan het einde van hun rondje bij ons even wat drinken. De banden zijn daardoor warmer geworden en de lijntjes voor overleg korter. Nog steeds let ik automatisch beter op als ik langs het paviljoen van een collega kom. Is er niks geks aan de hand? Staat er geen raam open? Dat zijn kleine dingen waarmee we elkaar nu vanzelf helpen. We werken beter en professioneler samen en die gezamenlijkheid helpt. Doordat we samenwerken, spreken we met meer gezag tegenover de lokale politiek en worden we beter gehoord.”

"Ik kan een positief verschil maken in het leven van onze gasten. Dat is de unieke kracht van horeca."

Focus op het positieve

“Alles was onduidelijk. Met name in het begin hadden we als seizoensbedrijf geen idee waarop we konden rekenen. Omzetten van de maanden ervoor waren er gewoon niet, en daarop baseerde de overheid tegemoetkomingen. Dan kun je huilend in foetushouding op bed gaan liggen en klagen over het onrecht, of kijken naar wat wél kan. Dat laatste past goed bij ons. Op het moment dat we take-away gingen doen en de eerste gasten weer mochten ontvangen, wilden we vooral een positieve ervaring bieden. Veel mensen hadden zorgen en verdriet, er was eenzaamheid onder de gasten, dat kwam er allemaal uit toen ze weer voor het eerst bij ons te gast waren. Ik zie het als mijn taak om naar hen te luisteren. Vrijwel iedere tafel had een verhaal over onzekerheid, eenzaamheid of pijn. Dan probeer ik het verhaal richting een positief inzicht te draaien. Alleen al door te zeggen hoe prachtig de natuur is en hoe fijn het is om gasten weer te mogen ontvangen, maakte ik een positief verschil in het leven van mensen. Daar is horeca ook voor. Dat is onze unieke kracht.”